H3. Laowei - Reisverslag uit Peking, China van Inez Soolingen - WaarBenJij.nu H3. Laowei - Reisverslag uit Peking, China van Inez Soolingen - WaarBenJij.nu

H3. Laowei

Door: Chinez

Blijf op de hoogte en volg Inez

15 Oktober 2017 | China, Peking

Daar zit ik dan. Tsinghua University, Haidian district, Peking. Laat me je alvast waarschuwen: dit wordt een lange. Ik koos een bijzonder rustige plek deze keer. “De Palenkoffie” noem ik deze tent omdat ze, niet erg verrassend, op palen staat. De trap die omhoog leidt naar het kleine terras en de dichte huiskamerachtige koffietent is net zo verstopt als het etablissement zelf. Verhuld door de berkenbomen voor de deur weet alleen de insider dat zich hier een klein café schuilhoudt. Het is vervolgens ook alleen de echte kenner die weet dat er hier aan het terras de beste ‘jiangbing’ verkocht wordt: een hele dunne, met ei bedekte crêpe, waarover verschillende kruidenpasta’s worden uitgesmeerd. Het geheel wordt vervolgens opgerold met (naar wens) een bedje van sla, worst en een soort cracker. Het is ook deze jianbing dat ik hier ben gaan zitten; de koffie heb ik ooit geprobeerd maar is te duur en niet te zuipen. Toegegeven: ik zit mijn pannenkoekje niet binnen te eten, maar houd me buiten schuil, op het terras. Geniet nog even van de avondlucht. En mijn avondeten. Note to self: volgende keer de gewone variant bestellen. De dame in kwestie was erg gulzig met de ketchup. Mijn enige gezelschap is het rode puntje van de sigaret die ergens aan de andere kant van het terras zit. Vermoedelijk zit er een persoon aan vast, wie zal het zeggen.

Het is nu ruim een week geleden dat het niet jianbings waren die mijn buikje vulden, maar ik me tegoed deed aan melkthee, zoete broodjes en andere Mongoolse lekkernijen waarvan ik niet goed weet hoe ik ze moet omschrijven. Lamsvlees, een lokale specialiteit en veelvuldig te krijgen, liet ik aan me voorbij gaan. De paardenmelk daarentegen smaakte me erg goed. Voornamelijk door de wetenschap dat ik op de betreffende ochtend de paarden die verantwoordelijk waren voor het zoete, warme drankje zo’n vijftien minuten voor consumptie nog had vastgelegd op de gevoelige plaat. Nu ik er zo over nadenk zal de koude nacht in de yurt vast ook bij hebben gedragen aan de smaak van ons ontbijt. Ja, die kon ik dus alvast afvinken: slapen in een yurt. Via-via-via was er voor ons groepje (of althans, iedereen die zich erbij aansloot) een mogelijkheid om op eigen houtje een yurt op te zoeken. Dat klonk me als muziek in de oren na het zien van de belachelijk hoge prijzen die ons hostel eiste voor een tour met overnachting. Om nog maar te zwijgen over het feit dat je bij zo’n tour gemakkelijk de kans liep met zo’n veertig personen tegelijk dezelfde route af zou leggen. O, en of je dan ook nog even extra wilde betalen om op een paard, kameel of plastic zandslee te mogen zitten. Voor niets gaat de zon op, ook niet in Binnen-Mongolië. Dus blij met het vooruitzicht naar lonkend avontuur besloten we – als bij elkaar geraapt groepje van twee Duitsers, een Noor, twee Canadese Chinezen en ik (als enige meisje) – de boel zelf te fixen.

We vertrokken vanuit Hohhot, de zo’n drie miljoen inwoners tellende hoofdstad van Binnen-Mongolië. Na een tergend lange treinreis van zo’n 6,5 uur vanuit Peking, in een stoel die naar mijn mening veel te rechtop stond om lekker te kunnen zitten, was het lelijke aangezicht van de stad nogal een teleurstelling. Stel je gigantische, betonnen Duplo appartementencomplexen voor die in mijn verbeelding net zo leeg waren vanbinnen, als Mongolië is vanbuiten. Omdat ons groepje, toen nog bestaande uit de twee Canadese Chinezen, een Duitser en ik, twee nachten in de stad zouden doorbrengen, werd al snel duidelijk dat we iets moesten vinden om ons overdag mee te vermaken. Genoeg te doen, volgens steun en toeverlaat Lonely Planet. Eerste stop: museum. Met expositieruimtes variërend van Mongoolse ruimtevaart tot Genghis Khan tot opgravingen tot een geënsceneerde dinosauriërexpositie was het niet per se een museum met bijzonder veel verdieping, maar het bood in ieder geval voorlopig vertier en een ruim assortiment aan bezienswaardigheden. Wat me echter voornamelijk is bijgebleven over de Mongoolse cultuur is niet te danken aan het museumbezoek. Of laat ik het vooral niet bestempelen als ‘cultuur’, maar liever als een ‘fortuinlijke samenloop van omstandigheden’.

Die omstandigheden waren als volgt: twee Canadese Chinezen, een Duitser en ik verplaatsten ons op die betreffende 28 september door de hoofdstad van Binnen-Mongolië, zoals wel meer mensen dat doen, op een elektrische scooter en dito snorfiets. Dat leverde natuurlijk nogal wat grappige beelden op, aangezien de snorfiets in kwestie een soort gekkige, hele lage snorfiets was met een extra lang stuk aan de achterkant voor een tweede zitje en pedalen die niet gebruikt hoefden te worden. Van de meest Chinese van onze Canadese vrienden, Zhe, hadden we inmiddels vernomen dat blanke mensen (“laowei” in het Chinees) meer dan eens nogal positief gediscrimineerd worden in China (verder vertelde hij ons dat onze studentenkaart hier een “free ticket out of jail” is, dat onze universiteit de meest prestigieuze van China is en dat de toelatingseisen voor de universiteit de strengste zijn ter wereld. Ik heb het nog niet nagetrokken, maar neem voor het gemak graag aan dat hij de waarheid spreekt). Het werd ons inderdaad snel duidelijk dat wij als laowei niet alleen profiteerden van de samenstelling van onze groep omdat Zhe vloeiend Chinees sprak, maar dat hij en Wesley (de andere Canadese Chinees) ook graag gebruik maakten van onze witte privileges – of ‘white power’, zoals ze het graag noemden (ik ben er nog niet over uit of je dat wel of niet mag zeggen. Commentaar is welkom). Zo werd onze elektrische voortgang door de stad vaak vergezeld van een hard geroep dat de “laowei” eraan kwamen, gevolgd door luid gelach van ons alle vier. Niet uit op een bijzondere missie, werd onze aandacht op een zeker moment getrokken door een bijzonder lange rij van Chinezen, die zich voor een winkel in de wacht hadden opgesteld. Nadat Zhe ons uitlegde dat er in de winkel in kwestie blijkbaar iets van bijzondere cakejes werden verkocht werden ik en Anthony (de Duitser) er opuit gestuurd om de vijftig meter lange rij zonder schaamte te skippen en onze ‘white power’ (klinkt nog steeds niet oké) in de strijd te gooien. Enigszins beschaamd won de joligheid het uiteindelijk van ons goede gedrag en deden Anthony en ik braaf wat ons op was gedragen door de twee jongens die vanaf onze elektrische voertuigen hard lachend “Laowei! Laowei!” bleven roepen. Met een gespeelde onnozele uitdrukking op onze gezichten liepen we langs de rij met mensen, die ondertussen gretig hun mobieltjes tevoorschijn pakten en foto’s begonnen te maken. Aangemoedigd door hun vrijpostigheid hielden we zelf voet bij stuk en verlieten we de kraam nog geen tien minuten later met zo’n anderhalve kilo cakejes. We waren een grove vijf euro lichter. Terwijl we lachend de buit bewonderden en vooral gretig naar binnen werkten (als er ooit een engeltje een drol op je tong zou draaien, dan zou die zo smaken) lieten we de grofweg zestig ogen die ons nog steeds vrolijk aangaapten nog wat extra foto’s schieten, poseerden we wat en maakten we dat we wegkwamen, zo snel als onze elektrische rossen het toelieten. Slap van het lachen van onze overwinning was ons reisgezelschap bezegeld.

De enige toevoeging aan onze groep kwam de volgende dag, toen nog een Duitser en een Noor zich bij ons voegden. Met behulp van de contacten van een van hen zijn we uiteindelijk op eigen houtje (stuk goedkoper dan die stomme tour) met een bus naar de graslanden gekomen. En daar komen we bij de yurt. “U wenst leegte? Nou mevrouwtje, kiest u maar een fraai stukje niks uit hoor, we hebben hier genoeg. Paar vierkante kilometer? Prima. Mag het iets meer zijn?” Ja, ik vraag me nog steeds af wat de mensen in godsnaam doen in die eindeloze vlakten van leegte. Behalve paarden melken en verdwaalde toeristen yurts in lokken is er niet veel bij. Nee dan de Mongolen die een ranch runnen en je maar wat graag zo’n zestig euro laten dokken om op een paard te zitten. Chinezen betalen, zij lachen. Wij deden allebei niet. Bij de ontdekking dat onze gastvrouw – die eerder zo goed voor ons had gezorgd – ons net iets te graag deze activiteit wilde verkopen, besloten we dat het waarschijnlijk een goed idee was om zo snel mogelijk onze biezen te pakken en naar de volgende plaats toe te gaan. Vooral nu ze nog redelijk goedgemutst was; wie moest ons anders naar het busstation brengen, zo’n tien kilometer verderop?

Via haar auto, en met dankbaar gebruik van Zhe’s Chinese taalvaardigheid, belandden we uiteindelijk bij het busstation. Als verrassing wachtte ons daar het aangezicht van een zojuist geslacht schaap, ondersteboven hangend aan een pick-up truck. Wetende dat ik vegetariër ben probeerden de jongens me, lief als ze waren, te waarschuwen. Desalniettemin konden ze hun enthousiasme nauwelijks verbergen. Ik verzekerde ze dat het allemaal oké was: dit hoorde erbij! Achteraf bezien denk ik dat ik vooral mijn eigen gemoed probeerde te sussen. Potverdorie wat ziet dat er akelig uit. Maar hé, ook dit is blijkbaar een deel van hun cultuur dus ik had het niet willen missen. Deze schapen hebben een goed leven gehad en komen nu voor het goede doel aan het einde van hun leven. Langs de kant van de weg. Onder de ogen van een stel Chinezen en lijpe toeristen. Nadat ze eerst hadden gezien hoe hun vriendjes geslacht werden. Gelukkig nog voordat ze zich beseften dat de vacht die over de rand van de truck werd geslingerd ooit de huid van diezelfde vriendjes geweest was. Ik heb maar foto’s gemaakt. Leuk voor het nageslacht, of zo. Dat ik de rest van de dag geen trek meer had kwam lekker goedkoop uit.

De bus was vol. Dat we ons vertrek naar de volgende stad met veel bombarie in wilden luiden door zo’n drie meter aan rotjes in de fik te steken en dan actiefilm-achtig in slow motion naar de bus te rennen haalde helaas niets uit; de busreis werd een taxireis. Gelukkig kost alles, ook in Mongolië een drol en hadden we (nog steeds) een Chinees sprekende vriend bij ons. Eenmaal aangekomen bij onze volgende bestemming (architectonisch net zo smakeloos als Hohhot) lieten we ons dankbaar rondleiden door de twee Mongoolse meisjes die ons tijdens onze busreis richting Hohhot in hun stad hadden uitgenodigd. Een bezoekje aan de plaatselijke markt, een heleboel foto’s (zowel voor als achter de camera) en een flinke wandeling later propten we ons zessen in een kamer voor vier. Als enige meisje had ik natuurlijk een plek in het kingsize bed opgeëist.

Onze Mongoolse vriendinnen (ze waren niet achterlijk), vrij vertaald “Little White” en “Little Horse” genaamd (ik vond het absoluut prachtig), waren bijzonder gastvrij en wilden graag met ons praten. Onder andere om hun Engels te oefenen. Bovendien hadden ze niet eerder in hun leven zoveel contact gehad met laowei en waren ze maar wat trots om met ons door de straten van hun stad te lopen. Hen laten weten dat laowei ook maar gewoon mensen zijn met de beste bedoelingen had ik inmiddels tot mijn persoonlijke missie gemaakt. De stad zou nog lang spreken over de komst van de laowei. In gedachten zag ik over tien jaar de meisjes met hun laowei afgebeeld in restaurants en bars, in plaats van Genghis Khan. Hun enthousiasme leidde ons – de groep was inmiddels gesplitst, dus ik was met Zhe en Wesley – de volgende dag naar de boerderij van de oom van Little Horse. Ook daar werden de twee Chinezen en hun laowei-vriendin zeer hartelijk ontvangen. Uiteraard met veel eten en blije verrukking. Wat ik misschien nog wel het meest welkom vond was het landschap. De uitgestrekte vlaktes van groen, de frisse, knalblauwe lucht en de warme najaarszon deden me, heel even, denken aan thuis. Volop genieten, op het platteland.

Het is pas wanneer je terug bent op de plek die je, misschien gevoelsmatig veel te snel, “thuis” bent gaan noemen wanneer je je beseft hoe graag je er af en toe aan ontsnapt. De gekte, de drukte. Maar vooral het onvermogen om de horizon te zien. Er zijn hier niets dan gebouwen. Gebouwen en mensen. Ik kan niet zeggen dat het me verstikt; ik geniet van ieder moment. Het straatbeeld is zo divers, elke dag zie ik weer nieuwe dingen. Maar het is opmerkelijk, als je erover nadenkt, hoe je toch vaak op zoek gaat naar herkenning. Iets van thuis. Ik had het er onlangs over met een Nederlandse vriend die op doorreis door Azië een stop maakte in Peking. We liepen ergens door de stad, de avond voor zijn vertrek naar Mongolië, toen hij in de desbetreffende straat opeens opmerkte dat het haast wel Parijs leek. Lachend en ons verbazend over de waarheid van de stelling vroegen we ons af waarom dat toch is. Waarom we toch altijd weer opgelucht ademhalen als we iets zien wat we lijken te herkennen. Of misschien vinden we herkenning gewoon grappig, leuk. Ik ben er niet over uit. Ik schaam me er zelfs een beetje voor. Want betekent het niet dat je een plek nooit zonder vooroordeel kunt ervaren? Immers, alle voorafgaande ervaringen zullen een duidelijke rol spelen bij de vergelijking. Dat kan natuurlijk ten voordele of ten nadele van de te beoordelen plek uitpakken, maar een eerlijke strijd is het nooit. En dan opnieuw, vraag ik me af of het überhaupt mogelijk is om ergens heen te gaan als een onbeschreven blad. “Ik wil beschreven onbeschreven blijven,” zei ik deze zomer tegen iemand. Wellicht doelde ik op het feit dat mijn beschrevenheid tot de wetenschap leidt dat ik onbeschreven zou willen zijn. Volledige onbeschrevenheid zou dus nooit de waarde van haar eigen status kunnen ondervangen. Afijn, ik kan er nog heel lang mijn hoofd over breken.

Een ander optie is gewoon maar te blijven proberen alles met open blik tegemoet te treden. Niet altijd valt het me mee, moet ik zeggen. Ik vind veel dingen gedoe, merk ik. Alles werkt hier bijvoorbeeld met de telefoon: boodschappen doen, koffie bestellen, de was doen, informatie over vakken, zelfs in sommige restaurants moet je bestellen door middel van het scannen van een QR-code. Misschien ben ik hopeloos ouderwets. Zelf denk ik dat ik er gewoon niet van houd op deze manier afhankelijk te worden gesteld van een apparaat. Geef me een kassa, een euro voor mijn wasmachine. Geef me een menukaart. Met volle teugen geniet ik daarentegen van de mogelijkheid me deze cultuur eigen te maken. Ik zie steeds meer moois. In mijn achterhoofd probeer ik me daarbij wel steeds te blijven beseffen dat ik niet meer en niet minder ben dan wat ik ben: een laowei. Hoe je het ook wendt of keert: je bent nu eenmaal een buitenlander. Ik bén geen Chinees. Dus zo zal ik ook niet behandeld worden. Vooralsnog levert dat meer leuke dan niet leuke situaties op. Zo denk ik nog vaak aan het ietwat mollige Mongoolse jongetje (ook niet achterlijk, jemig) dat verlegen giechelend zijn dikke vingertjes tegen zijn gloeiende wangetjes aan drukte: “You are so beautiful!” Probeer dan maar eens niet te lachen.

Ik ben zo vrij als een vogel hier, maar laat me ook graag inteugelen door de verantwoordelijkheden die het schoolse leven aan me oplegt. Ik ben hier met een doel. Of althans, zo voelt het. En ik ben er, al schrijvende, achter dat dat er niet slechts één is; het verandert, liever. Dus of het nu een toegewijde professor is, dolblij met mijn inbreng in de klas, een bezoekje aan een westerse supermarkt, waar ik verrukt constateer dat Heinz Ketchup dus toch verkrijgbaar is in Peking, of een avondje koude tenen halen op een terrasje naast De Palenkoffie met een warme jianbing in mijn buik: doelen haal ik elke dag. Misschien is dat wel de essentie van alles. Je niet eens afvragen of wat je doet leidt tot iets wat je voor ogen hebt, maar of het het juiste is op het moment zelf. In mijn wereld voert het laatste de boventoon. Opdat ik er volmondig “ja” op mag antwoorden. Elke keer weer.

Liefs

  • 15 Oktober 2017 - 16:20

    Els Greening :

    Inez,ik heb weer heerlijk zitten genieten lezend jou verslag hier in zon overgoten Zaandijk!
    Ja,je leest het goed het is hier vandaag prachtig weer.
    Het is erg intertaining om te lezen hoe jij je daar vermaakt,hoop dat je nog tijd over heb voor de lessen

  • 15 Oktober 2017 - 16:42

    M:

    Jemig, wie vindt Parijs nou op Beijing lijken?

  • 15 Oktober 2017 - 17:30

    Mats:

    Jeetje wat een lekker stukkie weer zusje! x

  • 15 Oktober 2017 - 21:08

    Lenneke:

    Ik zie het helemaal voor me. Heerlijk beeldend geschreven. Thanks dat je ons een beetje deelgenoot maakt van jouw prachtige avontuur! Miss you! X

  • 16 Oktober 2017 - 12:27

    Joke:

    Prachtige dochter, mooi en herkenbaar geschreven XX liefs

  • 16 Oktober 2017 - 20:30

    Daphne Vink:

    Weer genoten van dit mooie verhaal lieve ien...liefs Xxx

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: China, Peking

Sjiena

Exchange program at Tsinghua University, Beijing.

Recente Reisverslagen:

31 December 2017

H6.

03 December 2017

H5. Roltrap

02 November 2017

H4. Gras

15 Oktober 2017

H3. Laowei

24 September 2017

H2. Glitter
Inez

Actief sinds 05 Sept. 2017
Verslag gelezen: 367
Totaal aantal bezoekers 11355

Voorgaande reizen:

10 September 2017 - 31 Januari 2018

Sjiena

Landen bezocht: