H5. Roltrap - Reisverslag uit Peking, China van Inez Soolingen - WaarBenJij.nu H5. Roltrap - Reisverslag uit Peking, China van Inez Soolingen - WaarBenJij.nu

H5. Roltrap

Door: Chinez

Blijf op de hoogte en volg Inez

03 December 2017 | China, Peking

H5. Roltrap

“Alles aan mij is groot,” zeg je vaak. Als ik er zo over nadenk kan die zin zowel doorgaan voor dubbelzinnige openingszin als voor feit uit de grote (ook al groot) Marten Encyclopedie, editie 30. “Behalve je oren,” vul ik je dikwijls aan.

Je lijkt op China, in zekere zin. Met als verschil dat het niet China’s oren zijn die klein zijn, maar de mensen. Hoewel ik toe moet geven dat met de nieuwe generatie de huidige Chinees zich allang niet meer laat rekenen tot een onomwonden “klein” volk. Ik kies een andere metafoor. “Alles in China is groot, behalve de rijst.” Iedereen die eens heeft geprobeerd rijst met stokjes te eten, beseft zich mijn gelijk. Toegegeven: na deze metafoor kijk ik anders tegen mijn kommetje dampend witte korrel aan dan daarvoor. Met iedere hap verorber ik nu een deel van jouw hoororgaan.

Jouw oren weg kauwen zou je overigens nog goed uit zijn gekomen tijdens je verblijf hier. “Álles hier maakt geluid,” constateerde je zo nu en dan met opgetrokken wenkbrauwen en gespeelde verbaasdheid. Strikt genomen zijn het voornamelijk de mensen die lawaai maken. Bij gebrek aan een reden, veronderstelt men het als compensatiegedrag. Waarvoor mag een ieder voor zich invullen. Smakkende mensen in ieder zichzelf respecterend etablissement, sloffende mensen over straat, kuchende mensen, gorgelende mensen, hoestende mensen, blèrende mensen aan de telefoon, blèrende mensen in de taxi, blèrende mensen naar elkaar. Blèrende mensen, voornamelijk.

Het epicentrum van geblèr bevindt zich in het uitgebreide metronetwerk van Peking. Zo slecht als Chinezen met ruimtelijke ordening om kunnen gaan, zo goed kunnen ze blijkbaar hun ondergrondse laten functioneren. Ik maak daarom graag gebruik van de uitgebreide wirwar aan lijnen die ook niet Chinees sprekende reizigers zonder moeite van A naar B weten te voeren. Let wel: de reiziger in kwestie dient voor gebruik van het metronetwerk een drietal omstandigheden voor lief te nemen. 1. De ‘veiligheidscontroles’ in de vorm van poortjes, scanners en ongeïnteresseerde (vaak jonge) vrijwilligers, de laatste afwezig over kledingstukken aaiend met een zogenaamde detector. 2. Het gebrek aan voorrangsregels bij het aan boord gaan en verlaten van de boemels en het ongemakkelijke gedrang dat daar van tijd tot tijd mee gepaard gaat. 3. Het continue door merg en been gaande geschal van overenthousiaste Chinezen en automatische omroepers die je koste wat kost veilig op en van de roltrap helpen. “Please, hold the handrail,” hoort men als een mantra door het ondergrondse netwerk herhaald worden in een onprettig luid volume, aangevuld door de in gele jacks gehulde Chinezen die met headset en microfoon luidkeels alle Chinezen in eigen taal laten weten dat ze toch absoluut op moeten passen bij gebruik van de roltrap. De constructie van het Chinese aansprakelijkheid- en zorgstelsel wordt ook door deze gele pionnen pijnlijk duidelijk: iemand kapot door jouw toedoen equals de rest van je leven dokken.

Het is een uitdaging geweest om me in de continue drukte die Peking eigen is terug te trekken. Ik heb in mijn iPod inmiddels een partner in crime gevonden: met Leif Vollebekk in mijn oren wordt alles om me heen bedekt door een sluier van matheid. Het is alsof ik op een koude winterse dag de gordijnen van mijn slaapkamer in mijn ouderlijk huis opzij schuif, en de hele wereld ondergesneeuwd zie. Dan lijkt alles opeens hetzelfde. De hele wereld wit, alles eentonig. Rust.

Die ochtend maakte Peking wederom lawaai, ongetwijfeld. Mijn bonkend hart maakte echter genoeg herrie om mijn omgevingsgeluid te reduceren tot een vaag oorsuizen op de achtergrond. Muziek leidde me af, en uiteindelijk richting het vliegveld. Mijn gehaaste stappen volgden roltrap na roltrap terwijl ik binnensmonds het gebrek aan behoorlijke richtingaanwijzing op het drie terminals tellende vliegveld vervloekte. Als troost waren deze roltrappen niet uitgerust met gele mannekes. Of er mensen zijn verongelukt die dag zou ik moeten navragen.

Jij doorbrak de stilte. Leif werd gebruikt in een hoek gegooid en vervangen door de jongen aan wie alles, naar eigen zeggen, groot is. Behalve zijn oren dan. Voor het eerst in wat twee lange maanden waren geweest kon ik je hand weer vasthouden. Alsof je mijn gedachten lezen kon, stelde je “ja, zo hoorde het hè?” En zo hoorde het, inderdaad. De roltrap omhoog, in stilte in elkaar verdronken. Het grote ongeloof dat je er echt was, en echt was.

Na onze stille roltrap niets dan moois. Jij en ik, samen China veroveren. Althans, dat was het initiële plan. Het concept was zo, maar de uitwerking heeft op mij precies het tegenovergestelde effect gehad; ik veroverde niet China, China veroverde mij. Of beter gezegd: “wij in China” heeft mij veroverd. Van de adembenemende Tiger Leaping Gorge in Shangri-La, tot een dozijn Golden Retrievers in Dali. (De laatste moesten allemaal geaaid worden door ondergetekende, uiteraard.) Van de lekkerste verse noodles die je ooit gegeten hebt, tot een bakkie leut bij het lauwe koffiemeneertje. Van "ganbei!" met gekke Chinezen in een random eettent tot halve liters met mijn ouders in een bruin café. Van uitdagende wandeltochten naar de top van de wereld, tot zaterdagavond ladderzat het podium op omdat ons (eveneens ladderzatte) vriendje/vriendinnetje het ons gebiedt. Van schreeuwende taxichauffeurs die blijkbaar heel nodig moeten poepen, tot de lieve gezichten van je zus en Patrick. Van korte broeken en teenslippers tot dikke winterjassen en koude neuzen. Van Chinese muur tot Verboden Stad. Van elektrische scooter tot hogesnelheidstrein. Van een balletuitvoering van het Zwanenmeer tot KTV-uitvoering van Justin Bieber.

“Liefje,” begon je, “wij zijn China zó lekker aan het klaren.” Ik kon niet anders dan stilzwijgend instemmen. Dan keek ik naast me, waar je in totaal twee weken lang altijd lag, liep, stond of zat, en besefte me wat een geluk ik heb. Een besef dat me, van tijd tot tijd, in het gezicht slaat. Niet met een vuist, overigens. Het voelt meer alsof ik word geslagen met een pannenkoek: zoete koek om nog een schepje bovenop mijn geluk te doen.

En net zo hard als het besef dat ik een van de gelukkigste meisjes op planeet Aarde moet zijn me soms wakker schudt, word ik overvallen door een gevoel van ongeloof. Van alle mensen, waarom zou uitgerekend mij al dit moois toekomen? Het lijkt haast te oneerlijk om te kunnen zeggen dat het allemaal deel van mij mag zijn. Hoe vaak ik mensen mijn voorrecht wel niet uit heb proberen te leggen – “hoe groot is de kans dat je in een land als Nederland wordt geboren, en dan ook nog eens in een warm en liefdevol nest met de meest zorgzame ouders en een kansrijke toekomst?” – gevolgd door een bijna schaamtevol besef dat ik er in feite niets voor heb hoeven doen. Ik geloof niet in toeval. Wat mij betreft gebeurt alles met een reden, hoe frustrerend en ongelofelijk dat in veel gevallen ook kan zijn. Een van de meest gebruikte argumenten tegen mijn overtuiging luidt dat je dan dus blijkbaar achterover kunt zitten en toekijken hoe je verhaal zich, zonder jouw invloed, ontvouwt. Maar geldt precies dat argument dan ook niet tegen het bestaan van toeval? Hoe het ook zij en wat de oorzaak van mijn geluk ook zijn mag: ik probeer er maar zo veel als mogelijk van te genieten. Me zo vaak als het moment me toestaat stil te staan bij mijn voorrechten.

Precies datzelfde ongeloof overvalt me van tijd tot tijd, nog steeds, als jij bij me bent. Dat het moeilijk is om te geloven dat je, van alle mensen op de wereld, mij kiest om bij te zijn. Dan lijkt het dikwijls alsof ik niet zelf deel ben van onze verhouding, maar van bovenaf toekijk hoe onze speelse liefde zich ontwikkelt. Het is als Giulietta en mijn balkon: Giulietta is de klimplant aan mijn raam in Amsterdam, en is al geruime tijd verwikkeld in een sierlijk kronkelspel met de spijlen van mijn balkon. Van tijd tot tijd moet ik haar lange takken terug naar de spijlen leiden om haar verder te laten groeien en ervoor te zorgen dat ze niet mijn kamer in groeit. Inmiddels is mijn balkon behoorlijk begroeid en biedt het nog steeds, zonder tegenspraak, Giulietta’s favoriete doorgroeibasis. Zo draaien jij en ik al een aantal maanden om elkaar heen, maar in de goede zin van de uitdrukking. We zijn sterk verbonden, zonder in feitelijke, fysieke vorm bij elkaar te hoeven zijn. Wortels en spijlen: ze ontmoeten elkaar keer op keer.

Twee weken liefde. Twee weken avontuur. Twee weken beste maatjes. Maar twee weken. Op onze laatste avond samen werd duidelijk dat we voor mijn verdrietige vertrek in september allebei, bewust of onbewust, te kampen hadden gehad met een onuitgesproken onzekerheid over onze status. Alles was nog zo jong, zo nieuw. De wetenschap echter, dat deze onzekerheid ons allebei bezig had gehouden stemde me nu, achteraf, gerust. Je vertelde me dat je de eerste dagen met mij samen hier best spannend vond, “en toen werd ik weer opnieuw verliefd op je.” Het was alles wat ik van ons samenzijn had kunnen wensen.

Lift, deze keer. Onze laatste passen samen, ietwat gehaast over het vliegveld. Ons plotselinge afscheid; blijkbaar moest je eerst je paspoort laten checken voordat je je bagage in kon checken. Nou, dit was het dan dus maar. Het einde van twee weken intens geluk met jou. Laatste kussen. “Ik hou van je,” zwoeren we allebei, met vaste stem. “En vooral niet doodgaan hè,” grapte ik, “handjes binnenboord.”

De roltrap bracht me terug omlaag. Geen geel mannetje om me te zeggen dat ik me toch alsjeblieft vast moet houden, want misschien zou ik nog gekke ideeën kunnen krijgen en me midden op de trap om kunnen draaien om je achterna te reizen en vallen en voor eeuwig een uitkering van de Chinese overheid eisen. Halverwege de roltrap omlaag, de roltrap omhoog. In mijn gedachten een flashback naar bijna twee weken geleden, toen we ons avontuur begonnen. Twee verliefde mensen op hun weg omhoog, naar twee weken samenzijn.

Met iedere pas, iedere verstrijkende seconde groeide de frustrerende realisatie dat ik me verder van jou verwijderde. Lood in mijn schoenen. Vocht in mijn ogen. Niet van verdriet, deze keer; de blijdschap van de afgelopen twee weken overschaduwt de onzekerheid die we eerder voelden. Dankbaarheid voor wat zijn mocht, tussen ons. Dankbaar voor jouw geluid. Peking laat weer van zich horen, maar is stil zonder jou. Leif Vollebekk bedekt alles wat ik niet meer horen wil met een dikke laag sneeuw. Als ik mijn gordijnen ’s ochtends open schuif, verbeeld ik me de stad in wit. En ik vraag me af: hoe zorg ik ervoor dat mijn ogen China’s kleuren nog zien, totdat ik mijn weg naar huis begin?

Liefs



  • 03 December 2017 - 18:08

    Els:

    Wow, Inez.....

  • 06 December 2017 - 12:54

    Lenneke:

    Zo fijn dat jullie het heerlijk hebben gehad samen ❤️❤️ Prachtig stukje weer :) X

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: China, Peking

Sjiena

Exchange program at Tsinghua University, Beijing.

Recente Reisverslagen:

31 December 2017

H6.

03 December 2017

H5. Roltrap

02 November 2017

H4. Gras

15 Oktober 2017

H3. Laowei

24 September 2017

H2. Glitter
Inez

Actief sinds 05 Sept. 2017
Verslag gelezen: 580
Totaal aantal bezoekers 11343

Voorgaande reizen:

10 September 2017 - 31 Januari 2018

Sjiena

Landen bezocht: